Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises
Keuze werknemer pakt verkeerd uit en komt als een boemerang terug
Re-integratieverplichting Als werkgever ben je verplicht een zieke werknemer zoveel mogelijk aan te sporen om te re-integreren. Die re-integratieverplichting houdt onder andere in dat de werknemer passende arbeid moet worden aangeboden. Maar wat als de werknemer die passende arbeid weigert? Uit artikel 7:629 lid 3 sub c BW volgt dat de werkgever in dat geval […]
Inhoudsopgave
Als werkgever ben je verplicht een zieke werknemer zoveel mogelijk aan te sporen om te re-integreren. Die re-integratieverplichting houdt onder andere in dat de werknemer passende arbeid moet worden aangeboden. Maar wat als de werknemer die passende arbeid weigert?
Uit artikel 7:629 lid 3 sub c BW volgt dat de werkgever in dat geval de loondoorbetaling mag stoppen. Dat is zelfs aan te raden, omdat de werkgever – als hij dat niet doet – geen gebruik maakt van zijn wettelijke sanctiemogelijkheid. Als de werkgever geen loonstop toepast, kan dit ertoe leiden dat het UWV een loonsanctie oplegt.
Uit de wet blijkt echter niet duidelijk of de werkgever in dat geval de doorbetaling van het hele loon, of alleen het loon van de omvang van de geweigerde arbeid mag stoppen.
De rechtspraak loopt op dit punt sterk uiteen. Zo oordeelde het gerechtshof Amsterdam in 2005 (7 april 2005, JAR 2005/111) dat als een werknemer niet meewerkt aan zijn re-integratie, de werkgever slechts het loon mag stopzetten over de uren dat hij die re-integratieve werkzaamheden zonder deugdelijke grond niet verricht. De werknemer kon wel aanspraak maken op het resterende loon.
In 2013 bepaalde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (23 juli 2013, JAR 2013/228) echter dat het volledige loon wel mocht worden stopgezet. Het hof verwees onder meer naar tekst van artikel 7:629 lid 3 BW en overwoog dat als slechts het loon stopgezet zou mogen worden over de re-integratieve uren die niet gewerkt worden, het artikellid overbodig was. De reden hiervoor is dat voor die uren al het beginsel “geen arbeid geen loon” (artikel 7:627 BW) geldt. Voor niet gewerkte uren hoeft een werkgever in beginsel sowieso geen loon te betalen. Om die reden ligt een uitleg van lid 3 onder c die inhoudt dat daarin slechts dit uitgangspunt wordt herhaald, niet voor de hand. Daarnaast meende het gerechtshof dat een gedeeltelijke loonstop de werknemer niet genoeg zou motiveren om te gaan werken. En dat terwijl art. 7:629 lid 3 sub c BW juist bedoeld is als prikkel voor de werknemer om te re-integreren.
Op 18 december 2013 heeft de kantonrechter Utrecht prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over de vraag of loondoorbetaling volledig of gedeeltelijk kan worden stopgezet als een werknemer niet geheel maar gedeeltelijk zijn werk moet hervatten en dit – ten onrechte – nalaat.
De Hoge Raad heeft op 6 juni 2014 eindelijk duidelijkheid gegeven over deze discussie. Hij heeft geoordeeld dat de werkgever het volledige loon mag stoppen als een werknemer weigert om passende arbeid te verrichten. De loonsanctie ziet dus niet alleen op het loon over de uren die de werknemer ten onrechte niet werkt, maar op het hele loon.
Dit betekent niet dat onder alle omstandigheden het volledige loon mag worden ingehouden. De Hoge Raad bouwde een escape in. Als een volledige loonstop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, mag het loon slechts gedeeltelijk worden ingehouden. Dit criterium zal niet ruim worden toegepast.
Wij verwachten daarom dat de loonsanctie een sterk middel voor de werkgever zal worden in gevallen waarin de werknemer weigert enkele uren per week passend werk te doen, terwijl hij daar volgens de bedrijfsarts wel toe in staat is.
De auteur van dit artikel is niet meer werkzaam bij SWDV Advocaten. Voor vragen kunt u contact opnemen met Jeroen Dikker.
Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises
Onze advocaten delen hun visie, geven tips en houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op de voor u belangrijke rechtsgebieden.