Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises
Zakelijk samenwerkingsverband in de zin van de Wet bibob
In deze post bespreek ik de uitspraak van 22 januari 2025 van de Raad van State, bestuursrechtspraak over het 'zakelijk samenwerkingsverband' in de Wet bibob.
Inhoudsopgave
In dit blogbericht bespreek ik de uitspraak van 22 januari 2025 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van de State (hierna: ‘Afdeling’) over het ‘zakelijk samenwerkingsverband’ in de zin van de Wet bibob.
EatGreek B.V. vraagt bij de burgemeester van Kerkrade een Drank- en Horecawetvergunning aan. De burgemeester wijst deze af, omdat er een ernstig vermoeden zou bestaan dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Volgens de burgemeester staat EatGreek B.V. in een zakelijk samenwerkingsverband tot de eigenaar van de bedrijfsruimte, appellant van deze zaak. Via dit zakelijk samenwerkingsverband staat EatGreek volgens de burgemeester in relatie tot strafbare feiten die door appellant vermoedelijk zijn gepleegd.
Volgens de burgemeester zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. EatGreek heeft in 2019 de horecaruimte met inventaris van appellant gehuurd. Dit maakt dat zij betrokken zijn bij de onderneming. De voorgaande huurder, Simply Greek B.V., is op 22 augustus 2017 failliet verklaard. Appellant en Simply Greek hebben per 31 maart 2017 een beëindigingsovereenkomst gesloten waarbij appellant de inventaris van Simply Greek overnam. De curator in het faillissement van Simply Greek heeft eind augustus 2017 de nietigheid van deze overeenkomst ingeroepen wegens benadeling van de verhaalsmogelijkheden van andere schuldeisers. In februari 2019 heeft de curator met instemming van de rechter-commissaris een regeling met appellant getroffen waarbij appellant onder andere een bedrag aan de boedel betaalde en aan de leverancier van de inventaris. De burgemeester leidt uit dit feitencomplex af dat appellant zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen door het verwerven en van 1 april 2017 tot 19 februari 2019 voorhanden hebben van de inventaris waarvan appellant kon vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was, namelijk de door Simply Greek gepleegde bedrieglijke bankbreuk.
Vergunningen kunnen op grond van de Wet bibob onder andere worden geweigerd als de aanvrager in relatie staat tot iemand die in verband kan worden gebracht met strafbare feiten. Die relatie kan de vorm hebben van een ‘zakelijk samenwerkingsverband’.
Niet alle zakelijke verbanden zijn een ‘zakelijk samenwerkingsverband’ in de zin van de Wet bibob. Dit kan worden verklaard vanuit de ratio van de wet. De Wet bibob maakt het mogelijk dat een inschatting wordt gemaakt van het risico dat in de toekomst misbruik wordt gemaakt van een beschikking of overheidsopdracht (ABRvS 20 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4759). Deze inschatting wordt gebaseerd op strafbare feiten die door de aanvrager of houder van de beschikking of diens relevante zakelijke relaties (vermoedelijk) zijn gepleegd. Door strafbare feiten die (vermoedelijk) gepleegd zijn door zakelijke relaties ook in de beoordeling te betrekken, worden schijnconstructies ondervangen. Het risico bestaat namelijk dat er binnen een crimineel verband voor de aanvraag van een beschikking een stroman naar voren wordt geschoven van wie er geen justitiële of politionele antecedenten bekend zijn. Voorkomen moet worden dat de aanvraag niet zou kunnen worden geweigerd, waarna het zakelijk samenwerkingsverband hier als geheel voordeel aan kan ontlenen (Kamerstukken II 1999/2000, 26884, 3, p. 63).
Wanneer is sprake zakelijk samenwerkingsverband in de zin van de Wet bibob? Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet er ‘een zakelijke relatie bestaan die is gericht op samenwerking en een zeker duurzaam en structureel karakter heeft’ (bijvoorbeeld ABRvS 28 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1028). De uitspraak van 22 januari 2025 (r.o. 5.4) laat zien dat er bij een enkele huurrelatie of de aankoop van inventaris geen sprake is van een zakelijke relatie die is gericht op samenwerking in het door EatGreek gehuurde te exploiteren bedrijf. De omstandigheid dat EatGreek en appellant door dezelfde gemachtigde werden vertegenwoordigd in de bezwaarfase maakt dit volgens de Afdeling niet anders. Deze keuze staat hen vrij en wijst dan ook niet op het bestaan van een zakelijk samenwerkingsverband. Ook acht de Afdeling van belang dat niet is aangevoerd of gebleken dat appellant enige zeggenschap heeft over de bedrijfsvoering van EatGreek. De conclusie van de Afdeling is dan ook dat de feiten en omstandigheden die de burgemeester aandraagt op geen enkele wijze de conclusie rechtvaardigen dat er tussen EatGreek en appellant een zakelijk samenwerkingsverband bestaat.
Vanuit de ratio van het zakelijke samenwerkingsverband in de zin van de Wet bibob is dit een begrijpelijk uitkomst. Zoals gezegd, heeft de wetgever willen voorkomen dat er vergunningen aan een stroman worden verleend, waarna het zakelijk samenwerkingsverband waarin de stroman opereert hier als geheel voordeel aan kan ontlenen. Deze situatie laat zich slechts denken als de relatie is gericht op samenwerking in het te exploiteren bedrijf en als de ‘rotte appel’ enige zeggenschap heeft in de bedrijfsvoering. Een zakelijke relatie die enkel bestaat uit de huur van een horecapand en de inventaris voldoet hier niet aan.
Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises
Onze advocaten delen hun visie, geven tips en houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op de voor u belangrijke rechtsgebieden.