Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises. Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises.
Keuze werknemer pakt verkeerd uit en komt als een boemerang terug
Op 1 april 2020 is de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (“NOW”) in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2020, 10874). Op 2 april 2020 is de NOW in werking getreden. Met ingang van 4 april 2020 is de NOW gewijzigd (Stcrt. 2020, 20561). De NOW is een besluit op grond van de Kaderwet SZW-subsidies. […]
Inhoudsopgave
Op 1 april 2020 is de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (“NOW”) in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2020, 10874). Op 2 april 2020 is de NOW in werking getreden. Met ingang van 4 april 2020 is de NOW gewijzigd (Stcrt. 2020, 20561).
De NOW is een besluit op grond van de Kaderwet SZW-subsidies. Het UWV voert de NOW namens de minister van SZW uit.
De NOW komt in de plaats van de Regeling werktijdverkorting (wtv-regeling), die met ingang van 17 maart 2020 om 18:45 uur is ingetrokken (Stcrt. 2020, 17126).
Het doel van de NOW is het behoud van werkgelegenheid, en dus het voorkomen van werkloosheid, nu bedrijven als gevolg van de uitbraak van het COVID-19-coronavirus en de maatregelen van de overheid die de verspreiding van dat virus moeten tegengaan, worden geconfronteerd met een acute terugval in de omzet. Om werknemers zoveel mogelijk in dienst te houden, krijgen werkgevers een subsidie die dient als tegemoetkoming in de loonkosten als er sprake is van een omzetdaling van ten minste 20%.
Werkgevers hoeven niet aan te tonen in welke mate de omzetdaling het gevolg is van de uitbraak van het COVID-19-coronavirus en van de overheidsmaatregelen. Als werkgevers een omzetdaling hebben als gevolg van andere “buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend”, zoals een brand, kunnen zij ook een beroep doen op de NOW.
De omzetdaling moet betrekking hebben op een aaneengesloten periode van drie kalendermaanden in de periode van 1 maart t/m 31 juli 2020. Werkgevers kunnen kiezen of zij de omzetdaling berekenen over de meetperiode 1 maart t/m 31 mei 2020 of 1 april t/m 30 juni 2020 of 1 mei t/m 31 juli 2020.
Werkgevers moeten de keuze voor de meetperiode maken bij de aanvraag. Bij de definitieve afrekening kan de meetperiode niet meer worden aangepast.
De omzet in de gekozen meetperiode moet ten minste 20% lager zijn dan de omzet in het kalenderjaar 2019 (referentieperiode), gedeeld door vier. Als de onderneming op 1 januari 2019 nog niet bestond, is de referentieperiode (de omzet in) de kalendermaanden vanaf het moment dat de werkgever in 2019 met zijn bedrijf is begonnen tot en met 29 februari 2020, omgerekend naar drie maanden.
Voor de definitie van omzet wordt aangesloten bij de omzetdefinitie in het jaarrekeningenrecht. Er wordt uitgegaan van de netto-omzet: de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belasting (artikel 2:377 lid 6 BW).
In het geval van bijvoorbeeld non-profit organisaties, die geen opbrengst uit goederen en diensten hebben, tellen hun baten mee als omzet, zoals uitkeringen, subsidies, renteopbrengsten, giften of declaraties vanuit zorgverzekeraars.
De subsidie wordt verleend voor de loonsom in de periode maart t/m mei 2020. Deze periode staat los van de gekozen meetperiode waarover de omzetdaling is berekend.
De subsidie wordt gebaseerd op de loonsom van januari 2020. Uitgegaan wordt van het sociale verzekeringsloon uit tegenwoordige dienstbetrekkingen. Per individuele werknemer wordt maximaal twee keer het maximumdagloon per maand in aanmerking genomen. Dit is € 9.538. Ter compensatie van werkgeverslasten, pensioenpremies en vakantiebijslag wordt de loonsom vermeerderd met een forfaitaire opslag van 30%.
De loonsom van alle werknemers met sv-loon (sociaalverzekeringsloon) telt mee voor de subsidie: zowel werknemers met een vaste arbeidsomvang als werknemers met een flexibele arbeidsomvang. Werknemers met een vaste arbeidsomvang hebben recht op loondoorbetaling. Werknemers met een flexibele arbeidsomvang (min-maxcontract, oproepcontract, nul-urencontract) hebben alleen recht op loondoorbetaling voor het minimaal aantal uren dat vast is overeengekomen en voor zover de loondoorbetalingsplicht niet is uitgesloten (artikel 7:628 leden 5 t/m 8 BW). Als zij een succesvol beroep kunnen doen op het rechtsvermoeden ten aanzien van de arbeidsomvang (artikel 7:610b BW), is het aantal uren dat de werkgever moet doorbetalen hoger dan overeengekomen.
Als er over januari 2020 geen loongegevens zijn, wordt uitgegaan van november 2019. Als er over deze maand ook geen gegevens zijn, kan er geen subsidie worden toegekend.
De subsidie bedraagt per maand maximaal 90% van de totale loonsom over januari 2020. De subsidie is gerelateerd aan het percentage van de omzetdaling. Bij een omzetdaling van 100% is de subsidie 90% van de loonsom, bij een omzetdaling van 50% is de subsidie 45% van de loonsom (= 50% van 90%) en bij een omzetdaling van 20% is de subsidie 18% van de loonsom (= 20% van 90%), enz.
Er wordt een voorschot verleend van 80% van de verleende subsidie. Dit voorschot wordt na afloop verrekend met het definitief vastgestelde subsidiebedrag.
Er is dus een verschil tussen de verlening van de subsidie en de definitieve vaststelling van de subsidie. Eerst wordt de subsidie verleend. Daarna wordt de subsidie vastgesteld. De werkgever moet voor beide een afzonderlijke aanvraag indienen. Het voorschot is gebaseerd op de verlening van de subsidie.
Bij de definitieve vaststelling van de subsidie wordt de loonsom van januari 2020 (of november 2019) vergeleken met de loonsom over de periode maart t/m mei 2020. Als de loonsom in de deze periode lager is dan in januari 2020 (of november 2019), omdat werknemers intussen niet meer in dienst zijn of niet meer zijn opgeroepen en daarom geen loondoorbetaling hebben gekregen, wordt de subsidie lager vastgesteld. Dit is een stimulans om werknemers zoveel mogelijk in dienst te houden en door te betalen. Een hogere loonsom in de periode maart t/m mei 2020 dan in januari 2020 (of november 2019) leidt niet tot een hogere vaststelling van de subsidie.
Als de loonsom over de maanden maart t/m mei 2020 lager is dan de loonsom van januari 2020 (of november 2019), wordt de subsidie verminderd met 90% van het bedrag waarmee de loonsom is gedaald. Deze correctie kan grote gevolgen hebben voor werkgevers die minder dan 100% omzetverlies hebben. Terwijl bij de verlening van de subsidie, en dus ook bij de toekenning van het voorschot, wel rekening wordt gehouden met het verwachte omzetverlies wordt daarmee bij de uiteindelijke vaststelling van de subsidie, voor zover het de daling van de loonsom betreft, geen rekening gehouden. Het bedrag waarmee de loonsom is gedaald, wordt onafhankelijk van het omzetverlies voor 90% in mindering gebracht op de verleende subsidie. Anders gezegd: voor elke euro waarmee de loonsom is gedaald, krijgt de werkgever 90 cent minder subsidie.
Voorbeeld:
Als de werkgever in de periode 18 maart 2020 t/m 31 mei 2020 bij het UWV een ontslagaanvraag indient wegens bedrijfseconomische omstandigheden (artikel 7:669 lid 3 onder a BW) of als de werkgever in de periode 18 maart t/m 1 april 2020 zo’n ontslagaanvraag heeft ingediend en deze niet binnen vijf werkdagen na 1 april 2020 heeft ingetrokken of als de werkgever zo’n ontslagaanvraag na 2 april 2020 heeft ingediend en deze niet binnen vijf werkdagen na indiening heeft ingetrokken, ongeacht of het UWV de aanvraag toe- of afwijst, dan leidt dat tot een ‘boete’ van 50% waardoor het uiteindelijke subsidiebedrag extra wordt verlaagd:
Voorbeeld:
Als een werkgever een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet verlengt of een arbeidsovereenkomst opzegt in de proeftijd of met een werknemer een beëindigings- of vaststellingsovereenkomst (VSO) sluit (beëindiging met wederzijds goedvinden) of een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst indient bij de kantonrechter om een andere reden dan bedrijfseconomische omstandigheden, dan leidt dat niet tot een ‘boete’. Dit zal wel een lagere loonsom tot gevolg hebben zodat de definitieve subsidie lager wordt.
Of het sluiten van een VSO wegens bedrijfseconomische redenen niet wordt bestraft, behalve dat daardoor de loonsom en als gevolg daarvan het uiteindelijke subsidiebedrag lager wordt, is onzeker. Het UWV kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de werkgever wijzigen als de werkgever heeft gehandeld in strijd met het doel van de NOW.
De beslistermijn is 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. In de praktijk wordt ernaar gestreefd om het voorschot binnen 2 tot 4 weken na ontvangst van de volledige aanvraag te betalen. De verstrekking van het voorschot vindt plaats in drie termijnen.
De werkgever vraagt de subsidie aan.
Bestaat de onderneming van de werkgever uit één rechtspersoon of één natuurlijke persoon, met daaraan gekoppeld één loonheffingennummer voor de loonaangifte bij de Belastingdienst, dan dient de werkgever één aanvraag in.
Heeft een werkgever meerdere loonheffingennummers, dan dient hij per loonheffingennummer een aanvraag in. Per loonheffingennummer wordt de loonsom vastgesteld waarvoor subsidie kan worden verkregen. De werkgever geeft telkens dezelfde omzetdaling op die hij verwacht voor de gehele onderneming.
Als er sprake is van een concern, vragen de individuele werkgevers (werkmaatschappijen) de subsidie aan en is de omzetdaling van de gehele groep de basis voor de subsidie (omzetdaling op concernniveau). Voor alle loonheffingennummers die horen bij rechtspersonen of natuurlijke personen die onder de groep vallen, wordt dezelfde omzetdaling opgegeven. Concerns met Nederlandse en buitenlandse dochtermaatschappijen tellen alleen de omzetdaling mee van de rechtspersonen in de groep die Nederlands sv-loon hebben. Het sv-loon (sociaalverzekeringsloon) is het loon waarover de werknemer belastingen en sociale premies betaalt.
De hoofdregel is dus dat werkmaatschappijen van een concern een subsidie voor hun loonkosten kunnen aanvragen op basis van de omzetdaling van het concern. De omzetdaling op concernniveau moet dan ten minste 20% zijn. Als aan de volgende voorwaarden is voldaan, kan de werkmaatschappij wel een subsidie voor haar loonkosten aanvragen op basis van haar eigen omzetdaling:
Een aanvraag tot werktijdverkorting die is gedaan vóór 17 maart 2020 om 18:45 uur en waarop nog niet is beslist, wordt aangemerkt als een NOW-aanvraag. De werkgever wordt verzocht om aanvullende informatie aan te leveren.
De aanvraagperiode loopt van 6 april tot en met 31 mei 2020.
De subsidie en het voorschot kunnen alleen aangevraagd worden door middel van een speciaal digitaal formulier via www.uwv.nl.
De werkgever die subsidie krijgt, heeft de volgende verplichtingen:
Het UWV kan de betaling van het voorschot opschorten als er een ernstig vermoeden bestaat dat een werkgever zich niet aan de verplichtingen houdt. Dit geldt niet voor de verplichting geen ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische omstandigheden in te dienen. Schending van deze verplichting wordt alleen bestraft met een ‘boete’ van 50% waardoor het uiteindelijke subsidiebedrag extra wordt verlaagd.
De werkgever vraagt binnen 24 weken na afloop van de door hem gekozen meetperiode de vaststelling van de subsidie aan.
De vaststelling van de subsidie kan alleen aangevraagd worden door middel van een speciaal digitaal formulier via www.uwv.nl.
Het UWV beslist binnen 52 weken na ontvangst van de aanvraag. De vaststelling zal echter zoveel mogelijk in de eerste 22 weken plaatsvinden.
De NOW wordt mogelijk met drie maanden verlengd. Het kabinet neemt hierover vóór 1 juni 2020 een beslissing.
Tegen beslissingen van het UWV kan de werkgever bezwaar maken bij het UWV en daarna beroep instellen bij de rechtbank (sector bestuursrecht). Tegen een beslissing staat ten slotte hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.
Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises. Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises.
Onze advocaten delen hun visie, geven tips en houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op de voor u belangrijke rechtsgebieden.