Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises
Huurovereenkomst gaat in ook als de buitenruimte nog niet af is
Het Europees Hof van Justitie heeft onlangs een uitspraak gedaan over de wettelijke betalingstermijnen voor bedrijven, waarin niet alleen is herhaald wat de hoofdregel is, maar ook wat ervoor nodig is om rechtsgeldig afwijkende afspraken te maken.
Inhoudsopgave
Het Europees Hof van Justitie heeft onlangs een uitspraak gedaan over de wettelijke betalingstermijnen voor bedrijven, waarin niet alleen is herhaald wat de hoofdregel is, maar ook wat ervoor nodig is om rechtsgeldig afwijkende afspraken te maken.
De algemene regel is dat de betalingstermijn tussen bedrijven niet meer dan 60 kalenderdagen mag bedragen (er geldt een uitzondering voor grote bedrijven). Er mag van deze maximale termijn worden afgeweken, maar alleen als aan twee voorwaarden wordt voldaan:
a) de afwijkende termijn moet uitdrukkelijk in de overeenkomst zijn overeengekomen, en
b) de overeengekomen termijn mag geen kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser inhouden.
In de uitspraak van het Europees Hof ging het om de vraag of het eenzijdig vaststellen van een langere betalingstermijn “uitdrukkelijk overeengekomen” (voorwaarde a) is.
De zaak ging over een overeenkomst tussen twee Poolse bedrijven. Het ene bedrijf leverde machineonderdelen en het andere bedrijf nam ze af. In de overeenkomst was een betalingstermijn van 120 dagen opgenomen, die eenzijdig door het afnemende bedrijf was vastgesteld. Aan het Hof werd de vraag gesteld of dit rechtsgeldig was.
Het Hof stelde voorop dat de betalingstermijn in beginsel maximaal 60 kalenderdagen mag bedragen, maar dat het bedrijven vrij staat om ruimere betalingstermijnen overeen te komen. Voorwaarde voor zo een ruimere termijn is wel dat deze uitdrukkelijk tussen partijen moet zijn overeengekomen. Het Hof oordeelde dat het eenzijdig vaststellen niet aan die voorwaarde voldoet, tenzij op basis van alle overige documenten kan worden vastgesteld dat partijen hun wil kenbaar hebben gemaakt om tóch aan die ruimere betalingstermijn gebonden te zijn.
Het Hof heeft benadrukt dat de regels over de wettelijke betalingstermijn zijn bedoeld om de schuldeiser te beschermen tegen betalingsachterstand en om misbruik van contractvrijheid ten nadele van de schuldeiser te verbieden
Wat betekent de uitspraak?
Om een langere betalingstermijn af te spreken is het niet voldoende dat deze termijn slechts in eenzijdig een overeenkomst is opgenomen. Er moet in dat geval uit alle documenten blijken dat beide partijen de wil hebben geuit om specifiek gebonden te zijn aan de afwijkende, ruimere, betalingstermijn.
Als partijen over een langere betalingstermijn hebben onderhandeld en daar beiden mee hebben ingestemd, is de termijn wel uitdrukkelijk overeengekomen. In dat geval moet nog wel worden beoordeeld of de langere termijn niet kennelijk onbillijk is.
De kennelijke onbillijkheid verwijst naar een situatie waarin een langere betalingstermijn dan de wettelijk vastgestelde 60 dagen onredelijk nadelig is voor de schuldeiser. De vraagt of sprake is van kennelijke onbillijkheid toetst de rechter aan onder andere de volgende aspecten:
Advies
Op basis van de wetgeving en de uitspraak van het Hof gelden de volgende adviezen:
Door deze adviezen op te volgen, brengen bedrijven hun betalingsbeleid in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving Hof. Daarmee worden juridische risico’s geminimaliseerd en word bijgedragen aan een gezond betalingsverkeer in de zakelijke sector.
Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises
Onze advocaten delen hun visie, geven tips en houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op de voor u belangrijke rechtsgebieden.