BESTUURDER AANSPRAKELIJK VOOR VOLLEDIGE BOEDELTEKORT

Het gerechtshof Den Haag oordeelt dat een bestuurder die slechts zes weken in functie is geweest, gehouden is tot betaling van het boedeltekort aan de curator (gerechtshof Den Haag 16 oktober 2018 JOR 2019/2 ECLI:NL:GHDHA:2018:2595). Geen administratie en jaarrekeningen te laat gedeponeerd De BV in kwestie is voorheen actief geweest in de uitzendbranche, maar is […]

Lees verder

Inhoudsopgave

  1. Geen administratie en jaarrekeningen te laat gedeponeerd
  2. Uitleg 2:248 lid 2 BW

Het gerechtshof Den Haag oordeelt dat een bestuurder die slechts zes weken in functie is geweest, gehouden is tot betaling van het boedeltekort aan de curator (gerechtshof Den Haag 16 oktober 2018 JOR 2019/2 ECLI:NL:GHDHA:2018:2595).

Geen administratie en jaarrekeningen te laat gedeponeerd

De BV in kwestie is voorheen actief geweest in de uitzendbranche, maar is uiteindelijk gestaakt. Na een aandelenoverdracht is de BV misbruikt voor een btw fraude. De BV gaat failliet en de curator spreekt alle betrokkenen aan voor het boedeltekort ex artikel 2:248 BW. Er is geen administratie en de jaarrekeningen zijn te laat gedeponeerd. De rechtbank stelt de curator in het gelijk.

Onder de betrokkenen is ook de laatste bestuurder van de BV. Hij is maar zes weken bestuurder geweest, maar wordt door de rechtbank veroordeeld voor 50% van het boedeltekort. De bestuurder gaat in hoger beroep, maar wordt vervolgens alsnog voor de volle 100% aansprakelijk gehouden voor het boedeltekort.

Heeft u vragen of heeft u advies nodig?

Heeft u vragen over dit onderwerp, neem dan contact op met onze ondernemingsadvocaat Sebastiaan van Leeuwen. Of maak een belafspraak.

Uitleg 2:248 lid 2 BW

Het schenden van de deponeringsplicht en de administratieplicht leidt ex artikel 2:248 lid 2 BW onweerlegbaar tot onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur van de BV. Het hof vermoedt dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Er is daarbij de mogelijkheid van tegenbewijs door aan te tonen dat er sprake is van een andere belangrijke oorzaak van het faillissement, maar dat is in dit geval kennelijk niet gelukt.

Wat de bestuurder dan nog rest is een beroep te doen op de matigingsgrond van artikel 2:248 lid 4 BW en de korte periode dat hij bestuurder is geweest. Dit baat de bestuurder niet. Het gerechtshof rekent de bestuurder, naast het feit dat de jaarrekeningen te laat gedeponeerd waren, aan dat er geen administratie was toen hij de bestuurstaak op zich nam en dat hij vervolgens ook niet heeft geprobeerd om de administratie in handen te krijgen.

Deze uitspraak bevestigt nog maar eens dat het voeren van een deugdelijke administratie en het voldoen aan de administratieplicht ex artikel 2:10 BW een zeer belangrijke verantwoordelijkheid van het bestuur van een BV is. In geval van een faillissement kan dit in het uiterste geval dus tot volledige aansprakelijkheid voor het boedeltekort leiden.

Wordt u geconfronteerd met bestuurdersaansprakelijkheid of heeft u daar vragen over? Vraag het aan Sebastiaan van Leeuwen.

Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises

Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises. Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises.