Nieuwe regels intrekken kort geding

Met dank aan mr. L.E. de Jong Het komt regelmatig voor dat de eisende partij een kort geding voor de mondelinge behandeling (zitting) intrekt. Het gevolg is dat de gedaagde dan al kosten heeft gemaakt om de mondelinge behandeling voor te bereiden en de gedaagde door de intrekking de mogelijkheid van het vorderen van een […]

Lees verder

Inhoudsopgave

  1. Volgens (oude) lagere rechtspraak: geen proceskostenveroordeling mogelijk
  2. Prejudiciële beslissing Hoge Raad
  3. Verzoek om beslissing van rechter omtrent proceskosten
  4. Specificatie en aannemelijk maken proceskosten
  5. Wel of geen griffierecht verschuldigd?
  6. Conclusie

Met dank aan mr. L.E. de Jong

Het komt regelmatig voor dat de eisende partij een kort geding voor de mondelinge behandeling (zitting) intrekt. Het gevolg is dat de gedaagde dan al kosten heeft gemaakt om de mondelinge behandeling voor te bereiden en de gedaagde door de intrekking de mogelijkheid van het vorderen van een kostenveroordeling wordt ontnomen.

Volgens (oude) lagere rechtspraak: geen proceskostenveroordeling mogelijk

De rechtbank Almelo en de rechtbank Noord-Holland overwogen eerder dat in die gevallen geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden. Zij overwogen dat het intrekken van een kort geding niet kan worden aangemerkt als afstand van de instantie, zoals omschreven in artikel 249 en artikel 250 Rechtsvordering.
Het intrekken van een kort geding is niet in de wet geregeld. De rechters zochten daarom aansluiting bij het Procesreglement kort gedingen in rechtbanken, sector kanton. In artikel 9.1 van dit Procesreglement is bepaald dat de eisende partij de procedure kan intrekken tot het moment de zaak is uitgeroepen (aanvang mondelinge behandeling) en dat de kantonrechter in dat geval geen proceskostenveroordeling uitspreekt.

Prejudiciële beslissing Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad van 3 juni 2016 brengt hier verandering in. Naar aanleiding van een geschil over de door de gedaagde partij gemaakte kosten vóór het intrekken van het kort geding heeft de rechtbank Den Haag op 10 juli 2015 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. De rechtbank heeft onder meer aan de Hoge Raad gevraagd in hoeverre de gedaagde partij zijn kosten kan vorderen wanneer het kort geding wordt ingetrokken, of het daarbij nog verschil maakt dat het om een geschil gaat inzake intellectueel eigendom en of het griffierecht verschuldigd is.

De Hoge Raad heeft deze vragen – kort gezegd – als volgt beantwoord:

De artikelen 125-127 en 249-250 Rechtsvordering vinden geen toepassing in kort geding omdat deze (te zeer) zijn toesneden op de bodemprocedure, het kort geding een eigen procesreglement kent en omdat een kort geding niet wordt ingeschreven op de rol. De Hoge Raad heeft om die reden regels geformuleerd hoe de voorzieningenrechter dient om te gaan met het intrekken van een kort geding vóór de mondelinge behandeling.

Heeft u vragen of heeft u advies nodig?

Heeft u vragen over dit onderwerp, neem dan contact op. Of maak een belafspraak.

Verzoek om beslissing van rechter omtrent proceskosten

Indien de eisende partij het kort geding intrekt vóór de mondelinge behandeling komt de aanhangigheid daarvan niet te vervallen indien de gedaagde partij uiterlijk binnen twee weken na de datum waarop de mondelinge behandeling zou plaatsvinden aan de eisende partij en aan de Voorzieningenrechter mededeelt dat het geding desondanks doorgang dient te vinden, omdat hij een beslissing van de Voorzieningenrechter omtrent de proceskosten wenst. Indien de gedaagde niet al vóór de datum waarop de mondelinge behandeling plaats zou vinden deze mededeling doet, zal hij tevens de Voorzieningenrechter om een (nieuwe) datum dienen te verzoeken waarop zijn hiervoor bedoelde vordering wordt behandeld.

Specificatie en aannemelijk maken proceskosten

Als de eisende partij de hoogte van de gevorderde proceskosten betwist, dan moet de gedaagde partij de kosten specificeren en aannemelijk maken. Dit geldt ook voor kort gedingen inzake intellectueel eigendom waarin hogere kosten en meer kosten kunnen worden gevorderd op grond van artikel 1019h Rechtsvordering.

Wel of geen griffierecht verschuldigd?

Wanneer de eisende partij het kort geding intrekt vóór aanvang van de mondelinge behandeling en de gedaagde partij geen kostenveroordeling vraagt, is de eisende partij ook niet het griffiegeld verschuldigd.

Conclusie

Het is voor een eisende partij niet meer mogelijk om een “proefballonnetje” op te laten door een kort geding aanhangig te maken, de gedaagde partij kosten te laten maken, kort vóór de mondelinge behandeling het kort geding in te trekken en de gedaagde partij met zijn kosten te laten zitten. Het risico dat bij intrekking van het kort geding de eisende partij wordt veroordeeld in (een gedeelte van) de gemaakte kosten door gedaagde, zal er waarschijnlijk voor zorgen dat het aantal aanvragen voor een kort gedingen zal afnemen. 

Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises

Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises