Onrechtmatige daad bestuurder

De Hoge Raad spreekt zich regelmatig uit over bestuurdersaansprakelijkheid . Ditmaal oordeelt de Hoge Raad dat de bestuurder van een holding via artikel 2:11 BW in beginsel hoofdelijk aansprakelijk is als wordt vastgesteld dat de holding als bestuurder aansprakelijk is (Hoge Raad 17 februari 2017 ECLI:NL:HR:2017:275). Externe aansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW Een BV kocht […]

Lees verder

Inhoudsopgave

  1. Externe aansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW
  2. Uitleg 2:11 BW

De Hoge Raad spreekt zich regelmatig uit over bestuurdersaansprakelijkheid . Ditmaal oordeelt de Hoge Raad dat de bestuurder van een holding via artikel 2:11 BW in beginsel hoofdelijk aansprakelijk is als wordt vastgesteld dat de holding als bestuurder aansprakelijk is (Hoge Raad 17 februari 2017 ECLI:NL:HR:2017:275).

Externe aansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW

Een BV kocht druiven in bij een leverancier uit Zuid-Afrika en verkocht deze op haar beurt door. De bewuste BV had een holding als bestuurder en die holding had weer twee broers als bestuurder (te weten Willy en Fred). De Zuid-Afrikaanse leverancier claimde dat hij  bij de afrekening was benadeeld door een van de twee broers (Willy). Daarbij werden zogenaamde Out Turn Statements gebruikt.In strijd met de waarheid waren daarin de verkoopopbrengsten te laag en de kosten te hoog opgegeven. De leverancier verweet de andere broer (Fred) dat hij had meegewerkt aan het onttrekken van het actief van de BV. Het actief was verkocht aan en terug gehuurd van de Holding (een sale en lease back constructie). De overeenkomst was getekend door de twee broers waarbij een eerdere datum was opgenomen dan daadwerkelijk het geval was. Kort daarna ging de BV failliet.

De leverancier spreekt met succes de holding aan wegens onrechtmatige daad, omdat er sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt dat de holding als bestuurder treft. Via artikel 2:11 BW zijn beide broers hoofdelijk aansprakelijk doordat de holding aansprakelijk geacht wordt voor de schade van de leverancier. In cassatie gaat het over de hoofdelijke aansprakelijkheid van Fred als bestuurder van de holding.

Heeft u vragen of heeft u advies nodig?

Heeft u vragen over dit onderwerp, neem dan contact op met onze ondernemingsadvocaat Sebastiaan van Leeuwen. Of maak een belafspraak.

Uitleg 2:11 BW

De ratio van artikel 2:11 BW is dat een natuurlijk persoon (Fred) zich niet achter een rechtspersoon (de holding) kan verschuilen bij benadeling van een crediteur (de leverancier) in geval van bestuurdersaansprakelijkheid. Dit geldt ook bij aansprakelijkheid die gebaseerd is op een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW. De aanvullende eis dat de crediteur moet stellen en bewijzen dat ook de natuurlijke persoon een persoonlijk ernstig verwijt treft, geldt niet. Door de aansprakelijkheid van de holding is ook de aansprakelijkheid van Fred in beginsel gegeven. Voor Fred blijft alleen de mogelijkheid over dat hij stelt en bewijst dat hem persoonlijk geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van hetgeen waarvoor de holding aansprakelijk is gesteld.

Wordt u geconfronteerd met bestuurdersaansprakelijkheid of heeft u daar vragen over? Vraag het aan Sebastiaan van Leeuwen

Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises

Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises. Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises.