Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises
Uitleg van statuten bij overlijden bestuurder van aandeelhouder
De Hoge Raad heeft op 20 april 2018 (ECLI:NL:HR:2018:652) arrest gewezen over de grenzen aan het agenderingsrecht van aandeelhouders. Artikel 2:114a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kent aan de in het artikel beschreven aandeelhouders en certificaathouders het recht toe de vennootschap te verplichten een onderwerp ter bespreking op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen. […]
Inhoudsopgave
De Hoge Raad heeft op 20 april 2018 (ECLI:NL:HR:2018:652) arrest gewezen over de grenzen aan het agenderingsrecht van aandeelhouders. Artikel 2:114a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kent aan de in het artikel beschreven aandeelhouders en certificaathouders het recht toe de vennootschap te verplichten een onderwerp ter bespreking op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen.
Uit de uitspraak van de Hoge Raad volgt dat artikel 2:114a BW niet tevens het recht omvat om de vennootschap te verplichten een onderwerp ter stemming op te nemen in de agenda van de algemene vergadering, wanneer de algemene vergadering geen bevoegdheid heeft om over het onderwerp te besluiten.
Aandeelhouders en certificaathouders beschikken op grond van de wet over een agenderingsrecht, wanneer zij gezamenlijk tenminste drie procent van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen (artikel 2:114a BW). Het onderwerp komt op de agenda te staan wanneer tijdig schriftelijk is verzocht om behandeling.
Of het ook mogelijk is om de vennootschap te verplichten een agendapunt ter stemming op de agenda te zetten is aan de orde in de hierna te bespreken zaak.
Boskalis B.V. (hierna: Boskalis) had een belang van ruim 28 procent in Fugro N.V. (hierna: Fugro). Fugro heeft twee dochtervennootschappen gevestigd te Curaçao, die een call-optie hebben verleend aan de Antilliaanse Stichting Continuïteit Fugro om preferente beschermingsaandelen te verkrijgen. Boskalis heeft bezwaar tegen deze beschermingsconstructie en verzoekt Fugro tot ontmanteling van de constructie. Fugro weigert, waarna Boskalis verzoekt om een agendapunt met toelichting ter stemming op de agenda te zetten van de algemene vergadering. Fugro is bereid het onderwerp ter bespreking in de agenda te zetten, maar weigert het agendapunt ter stemming op te nemen.
In kort geding vordert Boskalis Fugro te bevelen het agendapunt ter stemming op te nemen. De grondslag is gelegen in het agenderingsrecht van artikel 2:114a BW, maar daarnaast betoogt Boskalis dat een peiling van standpunten ook is toegestaan zonder wettelijke grondslag. De voorzieningenrechter wijst de vordering af. Vervolgens bekrachtigd het Hof het vonnis van de voorzieningenrechter en bepaalt daarbij dat Fugro niet verplicht is om de aanbeveling van Boskalis en de daarop gegeven toelichting ter stemming op de agenda te plaatsen. Volgens het Hof is er enkel sprake van een agenderingsrecht van onderwerpen ter stemming wanneer de algemene vergadering ook bevoegd is om over het onderwerp te besluiten. Daarvan is geen sprake, nu de aanbeveling waarvoor een stemming is gevraagd ziet op de strategie van de vennootschap. Dit is een aangelegenheid van het bestuur.
Boskalis stelt cassatieberoep in en voert daarbij de volgende drie argumenten aan.
De Hoge Raad overweegt als volgt en gaat daarbij eerst in op het ‘strategie’ aspect en bespreekt vervolgens de Aandeelhoudersrichtlijn.
Het beleid en de strategie van de vennootschap is een aangelegenheid van het bestuur. Het bestuur moet verantwoording afleggen, maar is niet verplicht om de algemene vergadering vooraf in zijn besluitvorming te betrekken wanneer het gaat om bevoegdheden van het bestuur (zie ook ABN Amro, ECLI:NL:HR:2007:BA7972 en ASMI, ECLI:NL:HR:2010:BM0976). Het bestuur draagt een eigen verantwoordelijkheid om zich te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming (Cancun, ECLI:NL:HR:2014:797). Dat het niet de strategie van de vennootschap betreft, maar een aanbeveling tot ontmanteling van de beschermingsconstructie maakt dit oordeel niet anders. De vennootschap is dus op grond van artikel 2:114a BW niet verplicht een onderwerp ter stemming op de agenda te plaatsen, wanneer het een aangelegenheid van het bestuur betreft. Daaraan voegt de Hoge Raad nog toe dat het feit dat de stemming geen rechtsgevolg heeft en beschreven is als een aanbeveling, peiling, motie of informele stemming aan haar oordeel niets af doet.
De bepalingen uit de Aandeelhoudersrichtlijn leiden ook niet tot een ander oordeel. Uit de richtlijn 2007/36/EG volgt niet dat een aandeelhouder een ongeclausuleerd agendarecht toekomt. De richtlijn beoogt de rechten voor aandeelhouders te versterken, maar het is niet de bedoeling dat aandeelhouders rechten verkrijgen die zij voorheen niet hadden. Er is ook niet gestreefd naar het nader invullen van de bevoegdheidsverdeling. Dit is in lijn met de manier van realisatie van de implementatie van de Richtlijn in België, Duitsland en Frankrijk. Daar heeft de Aandeelhoudersrichtlijn niet tot gevolg gehad dat aandeelhouders een stemming van de algemene vergadering af kunnen dwingen ten aanzien van onderwerpen die niet onder de bevoegdheid van de algemene vergadering vallen.
Samenvattend geldt dat artikel 2:114a BW de aandeelhouders niet het recht geeft om een vennootschap te verplichten een onderwerp ter stemming op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen wanneer het een aangelegenheid van het bestuur betreft en de algemene vergadering niet bevoegd is om over het onderwerp te besluiten. Het agenderingsrecht reikt in dat geval niet verder dan de vennootschap verplichten het onderwerp ter bespreking op de agenda te plaatsen.
Blijf op de hoogte van al het nieuws rondom onze expertises
Onze advocaten delen hun visie, geven tips en houden u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op de voor u belangrijke rechtsgebieden.